zaterdag 23 april 2011

Een paasei en de Matthäus-Passion

Een paasei is een beschilderd of beplakt ei of chocolade-ei, dat met Pasen wordt verstopt. De traditie komt voort uit lenterituelen van natuurgodsdiensten.
Haas en eieren zijn vruchtbaarheidssymbolen. In Slavische landen zoals Polen worden eieren als zodanig gebruikt tijdens lenterituelen. De traditie van het beschilderen van eieren staat daar bekend als pisanki. Fabergé creëerde uitbundige, met juwelen versierde paaseieren voor de Russische tsaren. Bij de kerstening van Europa werden deze symbolen opgenomen in de nieuwe christelijke religie.
Toch is er los hiervan ook sprake van paaseieren in de Christelijke traditie: bij de invoering van de vasten verbood de kerk om eieren te eten tussen Aswoensdag en Pasen. Deze eieren werden dan pas met Pasen opgegeten, waarbij de oudste eieren gebruikt werden om te versieren.


















Pasen is het belangrijkste christelijke feest in het liturgische jaar, volgend op de Goede Week. Christenen vieren deze dag vanuit hun geloof dat Jezus opgestaan is uit de dood, op de derde dag na zijn kruisiging.

De paastijd en de christelijke liturgie daaromheen heeft door de eeuwen heen vele componisten geïnspireerd tot muzikale composities. In de Barokperiode viel vooral het werk van Johann Sebastian Bach op met de Johannes-Passion, Matthäus-Passion en zijn cantates. Voor de Eerste Paasdag bedacht Bach de cantate nr. 4 Christ lag in Todesbanden. Voor de Tweede Paasdag schreef hij vervolgens de cantate nr. 6 Bleib bei uns, denn es will Abend werden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten